‘De deltavariant is in opkomst…’, aldus de overheidsinstellingen. Zo gaat, volgens het Outbreak Management Team (OMT), deze variant ervoor zorgen dat er na de zomer een volgende golf komt. ‘De besmettingen stijgen…’, en omdat de RIVM-modellen dat aantonen moeten de versoepelingen worden teruggedraaid. Volgens het OMT krijgen we daardoor ‘minder ziekenhuisopnames, misschien minder IC-opnames en kunnen besmettingen worden verminderd’.
In dit stuk willen we als Artsen Collectief beargumenteren dat er door de officiële instanties keer op keer een achteraf onterechte angst wordt gecreëerd voor ‘nieuwe varianten’. Die angst wordt steeds opnieuw aangegrepen voor het invoeren of handhaven van maatregelen. Maatregelen die maatschappelijk grote schade veroorzaken. Als blijkt dat die nieuwe variant opnieuw meevalt, worden die maatregelen echter niet zomaar teruggedraaid, met ernstige maatschappelijke gevolgen.
“Een virus kan zich alleen maar snel en gemakkelijk verspreiden als
het de meerderheid van zijn slachtoffers niet al te ziek maakt”
Levende gastheer is nodig
Volgens het algemeen medisch gezond verstand (Medical Common Sense) gaat het meestal zo dat de mutaties van een relatief ziekmakend (virulent) seizoensvirus steeds minder virulent worden. Dat is heel begrijpelijk: een virus wil “overleven”. Dat wil zeggen, het wil zich blijven voortplanten. Daarvoor heeft het een levende gastheer of -vrouw nodig: als die te snel dood gaat, kan een virus zich niet verder verspreiden.
Dit gebeurt bijvoorbeeld bij een heel virulent en dus echt gevaarlijk virus als ebola. Ebola is heel levensbedreigend en heeft een Infection Fatality Rate (IFR) van rond de 50%. Ebola kan relatief gezonde mensen heel ernstig ziek maken, maar juist daarom is het niet heel ‘besmettelijk’, in de zin van ‘zich gemakkelijk verspreidend’. Mensen gaan daarvoor te snel dood aan ebola. Een uitbraak daarvan beperkt zich daarom meestal tot een relatief klein gebied.
“Is “grotere besmettelijkheid” een probleem?
Nee, eerder integendeel!”
Het omgekeerde is ook waar: een virus kan zich alleen maar snel en gemakkelijk verspreiden, als het de meerderheid van zijn slachtoffers niet al te ziek maakt. Anders kan het zich niet verder verspreiden. Is een “grotere besmettelijkheid” daarom een probleem? Nee, eerder integendeel!
Hoe besmettelijker, hoe minder ziek
Heel vaak gaat het zo: hoe besmettelijker een luchtwegvirus is, des te minder het mensen ernstig ziek maakt. Daarom is het heel goed nieuws dat de nieuwe varianten van het coronavirus SARS-COV-2 zich blijkbaar heel gemakkelijk verspreiden. Dat betekent namelijk ook dat ze mensen waarschijnlijk steeds minder ziek zullen maken. En inderdaad blijkt dit nu al wekenlang uit de zeer lage cijfers van de ziekenhuis- en IC-opnames in alle landen in ons deel van de wereld, die zich in hetzelfde weersseizoen bevinden.
Alpha, Beta, Gamma, Delta
Er wordt nu voortdurend gesproken over de deltavariant, zo waren er afgelopen winter ook de Britse, de Indiase en de Braziliaanse variant. De WHO kwam recent met een nieuw namensysteem; gemuteerde varianten duiden we voortaan aan met letters uit het Griekse alfabet. Over deze nieuwe varianten wordt steeds heel angstig gedaan terwijl elke keer opnieuw bleek dat de ernst van de ziektegevallen door die varianten erg meeviel.
Onjuiste inschattingen RIVM-modellen
Het is duidelijk dat de door het RIVM gebruikte modellen met betrekking tot dit onderwerp op geheel verkeerde aannames zijn gebaseerd. Neem de Britse variant van afgelopen winter. In de geschetste RIVM-modellen leek deze variant een enorm aandeel te gaan krijgen én een stuk dodelijker te zijn. Op basis van die inschatting werd in Nederland onder andere de avondklokmaatregel ingevoerd.
De inschattingen van het RIVM bleken onjuist te zijn. Dat leidde echter niet tot het opheffen van de avondklok en erkenning van de foute aannames, maar tot de onbewijsbare claim van de zogeheten “preventieparadox”, waarbij iedere goede ontwikkeling op een wetenschappelijk onaanvaardbare wijze aan de genomen maatregelen wordt toegeschreven.
Hoe meer mutaties. Hoe zwakker het virus.
Coronavirussen muteren van nature altijd snel. Als een virus muteert wordt de nieuwe variant dominant. Dat is normaal. En aanvankelijk verspreidt die zich sneller, maar dat betekent niet dat die nieuwe variant mensen zieker maakt. Tijdens een epidemie wordt een virus als regel steeds meer endemisch, dat wil zeggen dat het zich aanpast aan zijn gastheer/-vrouw en daardoor juist minder ziekmakend wordt. Uiteindelijk wordt het een normaal onderdeel van onze microbiologische omgeving. Dit gaat heel vaak zo bij epidemieën van dit soort virussen en vanuit medisch gezond verstand kun je dit zien als een wetmatigheid, zonder overigens de theoretische mogelijkheid van uitzonderingen op deze regel te willen ontkennen. Daar moeten dan echter wel heel sterke aanwijzingen voor zijn, en die zijn er bij de ontwikkeling van de nieuwe varianten van SARS-COV-2 tot nu toe in het geheel niet.
Er zijn geen aanwijzingen dat mensen zieker worden of eerder doodgaan door infectie met de deltavariant. Het Artsen Collectief benadrukt dat we hiervoor niet moeten kijken naar het aantal ‘positief getesten’ en/of ’besmettingen’, maar naar het aantal mensen dat wordt opgenomen in het ziekenhuis. Dat aantal is tot nu toe steeds lager bij het ontstaan van nieuwe varianten. Daarbij, uit alle risicogroepen is ieder die dat wil – dus de mensen die de meeste kans hebben op ziekenhuisopname na besmetting – al gevaccineerd.
Samenvattend
Het Artsen Collectief benadrukt dat ieder coronavirus muteert. Dat is normaal. Als een virus muteert wordt de nieuwe variant dominant. Dat is ook normaal. En aanvankelijk verspreidt die nieuwe variant zich sneller, maar dat betekent niet dat het mensen zieker maakt.
Tijdens een epidemie wordt een virus als regel steeds meer endemisch, dat wil zeggen dat het zich aanpast aan zijn gastheer/-vrouw en een normaal onderdeel wordt van onze microbiologische omgeving. Wanneer dit is gebeurd maakt het mensen niet meer, of in ieder geval veel minder ziek.
Op grond van de ontwikkeling van de mutaties van SARS-COV-2 tot nu toe is het angst zaaien voor nieuwe virusvarianten en het aangrijpen daarvan voor het nemen van nieuwe maatregelen of het handhaven van bestaande beperkingen misplaatst. Dit leidt tot grote en onnodige maatschappelijke schade.
Capaciteitsprobleem in de zorg
Zal er in het najaar weer druk op de ziekenhuizen komen te staan? Dat is zeker mogelijk. Ook in andere jaren is dat regelmatig voorgekomen, zoals bij de influenzaepidemie van 2018/2019. Die druk op de zorg heeft niet te maken met een uniek gevaarlijk virus, maar met het feit dat de zorgvraag steeds hoger wordt (mede door de toenemende vergrijzing van de bevolking) en de overheid te weinig doet om dit structurele probleem aan te pakken.
Iedere winter is er een grieppiek waardoor de zorg op de proef wordt gesteld. De oorzaak daarvan is het capaciteitsprobleem en niét de ernst van de jaarlijkse seizoenvirussen. Waarom zouden we dan nu zelfs zo ver moeten gaan om gezonde kinderen en jongeren te gaan vaccineren (met alle bijbehorende risico’s) in plaats van de capaciteitsproblemen in de zorg structureel op te lossen?
Overheidsinstanties creëren angst
Er wordt steeds angst gecreëerd voor nieuwe varianten die achteraf keer op keer onterecht blijkt te zijn. Deze angst wordt aangegrepen voor het invoeren of handhaven van maatregelen met een maatschappelijk ontwrichtende invloed. Als blijkt dat die nieuwe variant opnieuw meevalt, worden die maatregelen niet zomaar teruggedraaid, met ernstige maatschappelijke gevolgen.
De conclusie moet ons inziens zijn dat het dreigen met de ’gevaren’ van nieuwe virusvarianten door OMT, RIVM, WHO en anderen volstrekt onverantwoord is en per direct moet stoppen. Wat per direct moet beginnen, is het aanpakken van het zorgcapaciteitsprobleem.